0H8A9693 (2)

Omdat de circussector momenteel (nog) vrij klein is in Nederland en er slechts enkele gezelschappen, regisseurs, producenten, vormgevers en boekhouders zijn die enige ervaring hebben met circus, moeten studenten aan hogescholen voor circus worden voorbereid op een carrière als zelfstandig ondernemer. Dit betekent dat een deel van het curriculum moet worden ingericht met vakken die daarop gericht zijn. De circustechnische training beheerst het grootste gedeelte van het curriculum. In 2011 verscheen in het Vlaamse Circusmagazine, uitgegeven door het Circuscentrum, een artikel van theaterwetenschapper Bauke Lievens met de titel ‘Wat is dat, een circusartiest?’. Lees het hele artikel hier. Een opmerkelijke constatering: “Vandaag hebben de meeste Europese circusscholen die visie overgenomen, zij het dan vooral als verlangen naar een toekomst waarin elke circusperformer ook daadwerkelijk kunstenaar is. En hier wringt het schoentje. Het circus is immers in de eerste plaats en meer dan andere (podium)kunsten gebaseerd op ambacht en beheersing van techniek. Toch is iedereen die in Europa afstudeert aan een circushogeschool automatisch ‘artiest’, dus kunstenaar. En kunstenaar zijn betekent onder andere ook auteur zijn. Het zijn dus paradoxaal genoeg de scholen zelf die geen onderscheid maken tussen de verschillende functies in een creatieproces. Dit gegeven vinden we ook terug in de Vlaamse theaterscholen, waar mensen niet enkel worden opgeleid tot acteur, maar tot theatermaker. Echter, één van de belangrijkste criteria voor het slagen in onze Vlaamse conservatoria en kunsthogescholen is artistieke maturiteit. Kunnen schilderen is niet genoeg om af te studeren als ‘Meester in de Beeldende Kunsten’, net zomin als perfecte taal- en stembeheersing volstaat om theatermaker genoemd te worden. Er bevindt zich dus een bizarre spanning in het Europese circusveld, waar jonge mensen afstuderen als circusartiest, terwijl de technische beheersing van een bepaalde discipline het doorwegende criterium blijft voor het al dan niet slagen aan een circusschool.” (Lievens, 2011)

Gediplomeerd circusartiest kun je worden door hoger beroepsonderwijs te volgen aan een kunstvakopleiding. De vergelijking met het conservatorium, de kunstacademie en de theaterschool is snel gemaakt. Daarmee wordt een hoop verondersteld over de competenties van alumni. Niet iedereen die bedreven is in bepaalde circustechnieken en dat graag aan een publiek wil vertonen, heeft talent om zijn of haar eigen werk te creëren. En ook lang niet iedereen heeft die ambitie. Is er binnen de hogescholen voor circuskunst plaats voor die studenten? Wat mogen we verwachten van de hogescholen voor circuskunst? Zou de oprichting van de scholen ertoe moeten leiden dat circus zich verder ontwikkelt als kunstvorm en dat hedendaagse circusvoorstellingen maatschappelijke relevantie krijgen? Tim Roberts, directeur van the National Centre for Circus Arts (voorheen Circus Space) in Londen: “Soms krijgen we topsporters binnen, die bevroren zijn in wat ze kunnen. Ze hebben eerder drie jaar nodig om te ontruimen. De meest interessante zijn juist diegenen die buiten gesmeten zijn in een sportclub. Ze hebben een mening, weten wat ze willen. Soms vragen we aan sporters: ‘Vertel eens, wat wil je doen?’ Waarop ze schrikken: ‘Dat heeft nog nooit iemand ons gevraagd’. Als artiest in de samenleving moet je weten wat je wilt vertellen”. (Sabbe, 2010). 0H8A9327 (2).jpg