Op 25 november 2013 organiseerde het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap de derde editie van Cultuur in Beeld. Filosoof Henk Oosterling beweert in de openingsfilm: “De Kunstenaar staat niet meer tegenover de samenleving, of die distantieert zich van de samenleving, dat zou zijn autonomie zijn, maar die gaat zijn autonomie ontwikkelen ín die inbedding in de samenleving.” De visie van Filosoof Leonhard de Paepe sluit daarop aan: “De toekomst van de kunst ligt in het zichtbaar maken van wat niet gezien wordt. De wereld doorgronden: Zichtbaar maken hoe deze wereld in elkaar zit – kritiek leveren” (de Paepe, hoorcollege, 2014). Ook in de beleidsbrief ‘Cultuur beweegt‘, die minister Jet Bussemaker op 10 juli 2013 aan de Tweede Kamer schreef, komen woorden van gelijke strekking voor: “Ik zie cultuur als onderdeel van een maatschappelijke agenda. Het bestaansrecht van kunstenaars en culturele instellingen ligt niet zozeer in de sector zelf maar in de verbinding met de samenleving” (Bussemaker, 2013, p 1).

De uitspraak van Henk Oosterling is treffend voor het hedendaags circus: Nadat het circus eeuwenlang als een onafhankelijke gemeenschap over de wereld heeft getrokken met wagens en tenten, gaan circusartiesten nu op zoek naar communicatie met het publiek. Circusartiesten en -makers verwerken menselijke en maatschappelijke problematiek in de producties. Het hedendaags circus streeft ernaar voorstellingen meer betekenis en maatschappelijke relevantie te geven. ‘De betekenis’ wordt overgedragen via de inhoud van de voorstelling. Bestaat deze inhoud uit demonstraties van (uitzonderlijke) circustechnische vaardigheden, waarbij niets aan de visuele fantasie wordt overgelaten, dan is de voorstelling, zoals filosoof Marshall McLuhan dat noemde, een ‘overheated medium’: Het oog wordt met informatie overvoerd en raakt daardoor oververhit (Mulder, 2004, p 46). Oververhitte media zijn volkomen betekenisloos. Dat is hun kracht. Ze werken volgens Baudrillard volgens de regel: “Het onzinnige is in alle opzichten onweerstaanbaar.” (Mulder, 2004, p 47).

Screenshot 2014-01-30 17.32.59  Screenshot 2014-01-30 17.12.13  
Cold medium vs. hot medium

Een ‘hot’ of ‘overheated medium’ verhit het bijbehorende zintuig terwijl de verbeeldingskracht er koud onder blijft. Een ‘cool medium’ doet het bijbehorende zintuig weinig, maar de verbeeldingskracht loopt er warm van. (…) Waar het om gaat in het onderscheid tussen cold en hot media is de mate van betrokkenheid die bij het publiek wordt opgeroepen. Hoe kleiner de informatie, des te groter de betrokkenheid. Hoe minder je weet, des te meer je verzint. Hoe meer je verzint, des te meer het boeit (…). De genoemde wetmatigheid – hoe minder informatie, des te meer betrokkenheid – heeft belangrijke culturele en artistieke gevolgen.” (Mulder, 2004, p 46).

Om een circusvoorstelling betekenis te geven, moet de voorstelling volgens deze filosofie niet dusdanig veel informatie bevatten dat de zintuigen oververhit raken. Daarnaast moet er een modus worden gecreëerd waarin het publiek open staat om de door de artiest(en) ‘verzonden’ content te ‘ontvangen’. Een van de opties voor het veranderen van de modus, is het opvoeren van voorstellingen in een theater in plaats van een circustent met piste. “Alles in het theater wordt door het publiek opgevat als zijnde een teken. Een publiek gaat er vanuit dat alles dat het waar kan nemen aanwezig is met een bepaalde bedoeling, zelfs als dat door de makers niet zo bedoeld is. Al het waarneembare wordt daarmee een teken, alles zal het publiek in een bepaalde context proberen te plaatsen” (HKU, z.j.).

De acrobaten Frédéric Arsenault en Alexandre Fray van het Franse Compagnie Un loup pour l’homme duiden in hun werkdocument ‘Appris par corps’ de noodzaak van een cultuurverandering in de circuswereld: “Door traditie en door de wijze waarop circus wordt ingezet, heeft het circus moeite los te komen van ‘entertainment’. Het dient ter afleiding van het dagelijks bestaan. Moeten wij daar aan bijdragen? Entertainment heeft niets te maken met kunst en cultuur. Het maakt ons niet wakker, het onteigent ons van onze capaciteiten om vragen te stellen en te reageren. Entertainment sluit ons af in plaats van dat het ons bevrijdt. Cultuur moet er op gericht zijn de mens middelen te geven om de wereld te begrijpen. Het entertainment aspect moet worden verzoend met een artistieke praktijk, waar het wordt ingezet als middel en niet als doel” (Arsenault & Fray, 2010).