Het circus ontwikkelt zich gestaag, maar tegelijkertijd zijn er (nog) veel ‘gaten in de markt’. Eén van de gaten betreft Talentontwikkeling. Momenteel zijn er in Nederland onvoldoende mogelijkheden voor ambitieuze kinderen en jongeren om circuskunst op hoog niveau te beoefenen. In de categorie ‘Talentontwikkeling’ worden verschillende aspecten en partijen die een verschil kunnen maken onder de loep genomen.
Het circustechnisch en artistiek niveau van Nederlandse jongeren die zich aanmelden voor audities bij circusscholen, is over het algemeen (beduidend) lager dan dat van hun buitenlandse collega’s. Dit niveauverschil lijkt deels het gevolg van de cultuur die in Nederland heerst: “Nederland is een egalitair land waarin het gelijkheidsbeginsel hoogtij viert. Voor het optimaal benutten van talent is een dergelijk cultuurbeeld fnuikend” (Overduin, 2011). Er is een gebrek aan stimulans en mogelijkheid tot gedegen voorbereiding/vooropleiding voor kinderen en jongeren. Nederlandse kandidaten die desondanks toch weten door te dringen tot de eindselectie van een circusschool-auditie, tonen gedurende hun opleiding tot circuskunstenaar discipline en ontwikkeling, dus dit lagere niveau komt niet voort uit een gebrek aan leervermogen en (fysieke) geschiktheid. Voor mijn Bachelorthesis ‘Springplank naar succes?’ (2011) heb ik onderzoek gedaan naar mogelijkheden voor vooropleiding(en) Circus Arts in Nederland: Welke mogelijkheden bestaan er nu, welke andere mogelijkheden zijn op korte termijn te realiseren en hoe ziet het ideale programma er uit?
Als het om vaktermen gaat, vindt men bij het jeugdcircus beslist de meeste gelijkenissen met de opleidingen Circus Arts. Bij het jeugdcircus worden veel disciplines uit het (klassieke) circus aangeboden: Object manipulatie, éénwielfietsen, koorddansen en verschillende vormen van acrobatiek en luchtacrobatiek. Een enkel jeugdcircus beschikt over een Chinese mast en/of een bascule (wipplank). Daarnaast maken veel docenten van jeugdcircussen gebruik van presentatie- en theateroefeningen in hun lessen, krijgen artiesten opdrachten tot het maken van een kleine presentatie en/of act en werken gastdocenten met de artiesten aan choreografieën. In voorstellingsgroepen doen artiesten ervaring op in het creëren van een show, het kiezen van kostuums, het op- en afbouwen van het decor en het optreden voor publiek. Een groot verschil tussen het jeugdcircus en een professionele opleiding tot circus artiest, betreft de doelstelling. Uit navraag bij overkoepelende organisatie Circomundo blijkt dat de jeugdcircussen in Nederland zich overwegend ten doel stellen ‘sociaal circus’ te bieden. “Sociaal circus wordt beschouwd als een vorm van vrijetijdsbesteding voor kinderen, jongeren en volwassenen waarbij het circus een middel is om mensen een positief duwtje in de rug te geven. Belangrijk is dat ene woord: circus als middel. Circus is niet het doel op zich, er hoeft geen artistiek eindresultaat te zijn” (Circus Centrum, z.j.).
Om het jeugdcircus tot een geschikte plaats te laten uitgroeien waar jongeren zich kunnen voorbereiden op een professionele circusopleiding, zal talentontwikkeling aan de doelstelling(en) moeten worden toegevoegd. Daarnaast zal er een doorlopende leerlijn moeten worden ontwikkeld. Dit laatste vergt investering en onderzoek en vereist samenwerking tussen pedagogen, circustrainers en deskundigen uit de podiumkunsten. Belangrijk is dat goed wordt nagedacht over de vraag hoe zowel de fysieke en circustechnische als de sociaal(psychologische) en bredere algemene ontwikkeling aan bod kunnen komen, om jonge mensen verschillende perspectieven te bieden.
Inspiratie en wijze lessen voor het opzetten van talentontwikkelingsprogramma’s kunnen gevonden worden in de sport. Uit ‘Verantwoord faciliteren en selecteren’ door Agnes Elling (2014):
“Het positieve van de toenemende maatschappelijke gerichtheid op talenontwikkeling binnen en buiten de sport is dat de mogelijkheden om op jonge leeftijd serieus met sport bezig te zijn, enorm gegroeid zijn.”
“Meer mogelijkheden voor en gevraagde offers van een grotere groep steeds jongere talenten betekent eveneens dat een gezonde, brede psychosociale en maatschappelijke ontwikkeling onder druk komt te staan en dat er meer uitvallers zijn. Talenten met dezelfde hoop, inzet en offers, die uiteindelijk toch niet goed genoeg zijn of wegens blessures gedwongen zijn af te haken. Vanuit pedagogisch en sociaal-maatschappelijk oogpunt staan dan ook andere vragen centraal in de wereld van de topsport, die vooral draait om optimalisering van winnaars. Juist omdat de meeste talenten geen topsporter zullen worden, zullen zij tevens moeten investeren in een alternatief maatschappelijk traject. Maar ook voor diegenen die wel doorgroeien, geldt dat een topsportcarrière een relatief korte duur kent en dat ze zich daarna op een andere maatschappelijke carrière zullen moeten richten.”
“Ondanks alle medische en psychosociale faciliteiten die talenten op CTO’s ter beschikking staan, staat de sport dermate centraal in hun leven dat ze geneigd zijn een eenzijdige identiteit als topsporter te ontwikkelen. Dat kan leiden tot succesvolle sportprestaties, maar verhoogt ook de kans op problemen als ze (moeten) stoppen.”
“Dat talentontwikkeling in feite een selectieproces is waarbij de meesten afhaken, hoeft niet verkeerd te zijn. Je zou kunnen zeggen dat het een goede leerschool is, omdat deze jonge mensen zich zo leren handhaven in een maatschappij die steeds competitiever en prestatiegerichter is. Maar het vraagt ook om een beleid dat niet alleen gericht is op het toejuichen van de uiteindelijke winnaars, maar tevens aanstuurt op verantwoorde carrièretransities. Een perspectief waarbij de sportieve ontwikkeling voorrang krijgt boven een bredere algemene ontwikkeling vergroot de kans op overbelasting en beschadiging van jonge talenten op korte of langere termijn.”
“Neem in talentontwikkelingsprogramma’s op dat het huidige én toekomstige (lange termijn) welbevinden van kinderen voorop staat. Sportieve talentontwikkeling (presteren en winnen) mag nooit ten koste gaan van een gezonde algemene ontwikkeling (psychosociaal en maatschappelijk).”
Het volledige artikel is te lezen in Boekman 100: Kunst in en buiten de klas – Wie stimuleert het artistiek talent? Pagina 62 – 66 of als los artikel te koop via de website van de Boekman Stichting.
Dat ‘sociaal circus’ en ‘talentontwikkeling’ prima samengaan, bewijst De Antwerpse Circusschool van ‘Ell Circo D’ell Fuego’: “Binnen de muren van de Antwerpse Circusschool is er plaats voor iedereen, wij willen door middel van onze lessen en aanpak de jongeren en kinderen stimuleren om hun grenzen te verkennen en te verleggen. We hebben een geheel eigen manier van aanpakken die steunt op samen plezier maken én vechten voor onze doelen“. Vanuit hun Pakhuis bereikt de circusschool zowel Antwerpse achterstandwijken als de École Nationale Cirque in Montréal, Canada (waar in 2015 de derde ‘d’ell Fuego’ werd toegelaten).
Goed stuk met interessante bronnen. De stappen die nog gezet moeten worden in het jeugdcircus, moeten ook in de andere podiumkunsten grotendeels nog gezet worden, zij het soms niet in dezelfde richting.
Een muziekschool is weliswaar gericht op talentontwikkeling, maar heeft voor het verwezenlijken van die doelstelling meestal geen concreet beleid: de leraren geven gewoon hun eigen lessen, en kiezen per leerling een aanpak, zonder die met collega’s, ouders of de leerling zelf te overleggen. Daartegenover staat dat leerlingen die zelf niet gemotiveerd zijn, maar ‘van hun ouders moeten’, voor de meeste leraren een frustratie vormen i.p.v. dat ze een traject kunnen kiezen van ‘sociaal muziekmaken’. Zou een muziekschool die differentiatie kunnen maken, zoals D’ell Fuego dat doet, dan zou ook de maatschappelijke relevantie ervan eenvoudiger over het voetlicht gebracht kunnen worden bij gemeentelijke politici en hun kiezers.
De werelden van dans en theater ken ik minder goed, maar ook daar zie ik nog niet direct veel bewegingen in de richting van een doorlopende leerlijn en gedifferentieerde leertrajecten.
De gloednieuwe stichting Akoesticum probeert zich te ontpoppen als ‘Papendal voor de podiumkunsten’ en wil graag de kracht van vele versnipperde initiatieven bundelen en waar nodig aanvullen. De expertise uit verschillende takken van sport (lees: kunsten) die zo bijeengebracht wordt, is voor iedereen nuttig.
LikeLike